Meer Duitse SD’er, NL politiemannen en landwachters in Drenthe:
Op Dolle Dinsdag (5 september 1944) zijn veel Duitse SD’ers, Nederlandse politiemannen en landwachters die voor de SD werkten naar het noorden van Nederland getrokken. Het zuidelijke en westelijke deel van Nederland waren toen al bevrijd. Ook in Drenthe waren meer landwachters en SD’ers gekomen. Hierdoor werd er meer gezocht naar verzetsmensen en onderduikers.
Huiszoeking en vordering fiets begin oktober 1944:
Begin oktober 1944 wilden landwachters uit Beilen een fiets vorderen bij de familie Zwanenburg. Daarom deden zij een huiszoeking op de boerderij.
Toen de landwachters eraan kwamen, zat een aantal onderduikers in de woonkamer en een aantal joodse onderduikers zat in een andere kamer.
Geesje Bleeker had de Landwachters aan zien komen en liep de kamer binnen en zei: “Landwacht in aantocht”. De onderduikers gingen snel de schuilkelder in. Geesje hielp hen en nog net op tijd kon de ladder bij een van de schuilplaatsen weggehaald worden.
De landwachter (Jan Smit) kwam de boerderij binnen en riep dat hij kwam om fietsen te vorderen. Jan Smit: “Ik wil in de schuur zoeken”. Wietske: “Kom maar mee, dan zal ik je de schuur laten zien.” De fiets van Yntze stond in de schuur. Jan Smit: “Van wie is die?” Wietske: “Die fiets is van een aardappelkrabber”. Jan Smit: “Zo, waar zijn die dan?” Jan Smit zag nog een fiets staan. Jan Smit: “Zeker ook van een aardappelkrabber.” Wietske: ”Nee,” Jan Smit: “Deze fiets is vast van Willem Smit, je verloofde. Is die hier soms als onderduiker? Van wie zijn die fietsen?” Wietske: “Niet van ons”. Jan Smit: “En van wie zijn al die klompen?” Wietske: “Van moeder en mij”. Toen kwam Wobbigje de schuur binnen lopen. Wietske legde haar in het Fries uit wat er aan de hand is. (de landwachter sprak geen Fries).
Jan Smit vorderde de fiets van Yntze, en zei: “We houden de boerderij in de gaten!”
KP Noord Drenthe:
De KP Noord Drenthe was in de periode na Dolle Dinsdag in de problemen geraakt. De SD was erachter gekomen waar zij kwartier hielden en zij werden opgerold. De jongens van de KP raakten verspreid. Zij waren daarom op zoek naar een vaste gezamenlijke ontmoetingsplek.
Hun kwartieren waren bekend bij de SD en werden opgerold. Ene Bertus kreeg van Kees V. de opdracht om binnen een week zo’n plek te vinden. Bertus kende de Strank (naam van de boerderij van Zwanenburg) en dit leek hem een ideale plek. Op 18 oktober 1944 ging hij daarom met Kees V. op bezoek bij Zwanenburg. Zij vroegen of de Strank voor zo’n twintig man de vaste uitvalsbasis mocht worden. Lammert zei: “Als het moet, dan moet het.” Wel vertelde hij erbij dat de boerderij door de Landwachters in de gaten gehouden werd. Daarom hebben Bertus en Kees V. besloten om toch naar een andere schuilplaats te zoeken. Net toen zij wilden vertrekken van de boerderij, kwam een Joodse onderduiker binnen rennen en riep: “Moffen op de brug”. Het bleek loos alarm. Het waren Duitse landmeters die de omgeving van de brug in kaart brachten.
Zoon van landbouwer K. (1944):
Yntze voorzag een aantal mensen van bonkaarten voor gezinnen waar onderduikers zaten, maar op een gegeven moment kwam hij erachter dat een van de adressen waar hij bonkaarten aan leverde, nog van 3 of 4 anderen bonkaarten kreeg. En dat de boterbonnen voor f 80,00 doorverkocht werden. Hier was Yntze boos over en hij vertelde aan de jongen K. dat hij geen bonkaarten meer van hem kreeg.
Op een andere dag hoorden kinderen op school een gesprek tussen een boer en de bovenmeester van school over een onderduiker en een radio.
De boer over wie het ging was boer K. De kinderen die dit hoorden vertelden dit aan hun moeder, een in Duitsland geboren boerin die lid was van de NSB.
Op 17 oktober 1944 werd een huiszoeking bij de familie K. gedaan door landwachters uit Diever (de zogeheten bloedploeg van Norg).
Zoon K. zat ondergedoken op de boerderij van zijn ouders. Tegen de boerin werd door de landwachters gezegd dat ze alleen de radio mee zouden nemen als ze ook haar zoon te voorschijn liet komen. Ze riep daarom haar zoon. Zoon K. en de radio werden mee genomen….
Zoon K. werd naar het Schultehuis in Diever gebracht en verhoord. Zoon K. dacht dat Yntze inmiddels al ondergedoken zat. Tijdens het verhoor heeft zoon K. genoemd dat hij bonkaarten kreeg van Yntze Zwanenburg.
En zo werd de door de landwachters al in de gaten gehouden familie Zwanenburg, weer genoemd……
Bloedploeg van Norg:
De bloedploeg van Norg was een groep Landwachters onder commando van Geert Hendrik Sanner. Zij waren op Dolle Dinsdag gevlucht vanuit Amsterdam naar Diever. Hun kwartier in Diever was het Schultehuis.
Zij waren de meest beruchte landwachters en SD-ers in Drenthe. Over hen staat geschreven in het boek: Gemeente Beilen 1940-1945 deel 3 blz 319: “Zij waren elk besef van menselijkheid kwijt waren. Het waren beesten. Het zwijgen tegenover deze lieden was een moeilijke, zo niet onmogelijke opgave. Men kon moeilijk de martelingen van deze lieden doorstaan zonder dat men doorsloeg. Mochten een of meer van de gearresteerden namen van personen hebben genoemd, waarvan men dacht of verwachtte dat zij inmiddels waren ondergedoken, dan kan hun daarover geen enkel verwijt worden gemaakt.”
Café in Diever:
In de avond van woensdag 18 oktober 1944 zaten de landwachters (bloedploeg van Norg) in het café in Diever van dhr. Balsma, Dhr. Balsma was de caféhouder in Diever en hij was NSB-leider. Zij bedachten dat ze Yntze op wilden pakken. Ze hebben dit niet overlegd met de landwachters uit Beilen, of de SD in Assen. Ze zijn op de fiets naar de Beilervaart gegaan.
Inval op de Strank:
Om 22.30 uur kwamen de landwachters aan op de boerderij van Zwanenburg. Iedereen lag al in bed,behalve Yntze. Hij was die dagen bezig de verdedigingswerken in kaart te brengen bij Dieverbrug. Daarom was hij bij zijn toekomstige schoonfamilie die in Eemster woonden.
Lammert hoorde het geluid van glas breken. Hij dacht dat er weer een vliegtuig neergestort was. Dit was niet het geval…de landwachters hadden met een kolf van een geweer een ruit ingeslagen. Ze stonden snel aan de rand van de bedstee. Lammert had nog kans gezien om zich te verstoppen. De landwachters doorzochten het hele huis. De landwachters begonnen te schreeuwen en dreigden iedereen tegen de muur te zetten. Ze zeiden dat ze Wobbigje en Wietske zouden meenemen en arresteren. Ook gingen ze verder met het doorzoeken van de boerderij. Toen kwam Lammert tevoorschijn.
Landwachtcommandant Sanner verklaarde in zijn proces-verbaal bij de bijzondere rechtspraak na de oorlog:“Ik wist dat er bezwarend materiaal in huis moest zijn en omdat ik niet wilde dat het weggemoffeld zou worden, heb ik een ruit ingeslagen van de slaapkamer en was ik meteen door het raam in de slaapkamer gestapt. Wij hebben, nadat wij Zwanenburg, de vrouw van Zwanenburg en de dochter van Zwanenburg onder bewaking gesteld hadden, de huiszoeking verricht. Wij vonden eerst geen bezwarend materiaal, maar omdat de verklaringen zo belastend waren, wilden wij Zwanenburg toch aanhouden.” (Bijzondere rechtspraak)
Geesje Bleeker zat als gevangene van het verzet bij Zwanenburg. Zij lag in de bedstede waaronder het luik naar de ruimte onder de vloer zat. In die ruimte zaten meerdere van de onderduikers. Geesje zei tegen de landwachters dat zij ziek was en daarom niet uit bed kon komen. De landwachters geloofden haar en zij mocht blijven liggen.
De landwachters vonden eerst niets bij de huiszoeking. Sanner had Lammert gearresteerd. Lammert was mee naar buiten genomen.
Wobbigje en Wietske waren ondertussen drie keer naar de wc gegaan. Er waren twee landwachters die dit opgevallen was. Daarom zijn zij in de wc gaan kijken. Daar vonden zij een blikken trommeltje met bonkaarten die niet meer geldig waren en een paar foto’s van geallieerde piloten. Daarom werd ook Wietske gearresteerd.
Naar het Schultehuis in Diever:
Ze moesten op de fiets naar Diever. Lammert werd vastgebonden op de fiets. Dit was omdat de nacht ervoor iemand ontsnapt was door van de fiets af te springen. Zij werden naar het Schultehuis in Diever gebracht. Daar aangekomen kregen Lammert en Wietske te horen dat er belastende materialen gevonden waren op de boerderij.
Lammert tipte Wietske om haar verlovingsring (Wietske was verloofd met Willem Smit, een van de onderduikers) te verstoppen en in een zakdoekje te knopen en in haar zak te stoppen.
Lammert werd vastgebonden op een stoel en Wietske op een andere stoel. Zij moest toekijken hoe haar vader vreselijk werd mishandeld. In het Schultehuis waren ook SD-agenten. Ook zij mishandelden Lammert die nacht. Wietske kreeg een pistool tegen haar borst gehouden. Wietske: “Vaders blik was op mij gericht en ik voelde daaruit: zolang ik mijn mond kan houden, hoef jij niets te zeggen. Ze sloegen hem om mij te laten praten.”
Op een gegeven moment kreeg Lammert een arm los en heeft hij er een geslagen, in de nek, tegen zijn halsslagader. De man zakte ineen en raakte bewusteloos. Hierop raakten ze allemaal in paniek. Ze maakten Lammert los en smeten Lammert en Wietske beiden in een kamertje apart.
Lammert had in die nacht nog tegen Wietske gezegd: “Stel dat jij blijft leven, ga dan niet met de handen over elkaar zitten. Want wij vechten voor een rechtvaardige zaak.”
Die nacht is door iemand het bericht naar Yntze gestuurd dat er een huiszoeking op de boerderij is gedaan en dat Wietske en Lammert gearresteerd waren. Yntze en Hermina Bazuin (zijn verloofde) zijn toen naar Drijber gevlucht.
Arrestaties Lambertus Bruulsema, huisarts Dinkla, ds.Geertsema:
Op 19 oktober 1944 vroeg in de ochtend was Sanner met drie landwachters en de NSB-burgemeester P.O. Postumus van Diever in de auto van Postumus naar Beilen gereden om Bruulsema te arresteren.
Om ± 5.00 uur ’s morgens werd door Sanner een ruit ingeslagen bij het huis van Bruulsema. De huishoudster is toen naar de deur gelopen en heeft de deur open gedaan. In het kantoor van Bruulsema werd hij door Sanner en twee landwachters verhoord.
Daarna werden ds. Geertsema uit Dwingeloo en huisarts Dinkla gearresteerd en naar het Schultehuis in Diever gebracht.
Ds. Geertsema werd er van beschuldigd, dat hij het illegale blad Trouw had verspreid. Sanner verhoorde hen. Er werd ook tijdens deze verhoren geslagen.
Bruulsema werd daarbij door de landwachters zwaar mishandeld.
Na de verhoren belde Sanner met de SD in Assen. Hij sprak met Karl Hoffman.
Arrestatie Hendrik Wiegers:
Tijdens de verhoren over het LO-werk werden vragen gesteld naar de herkomst van de levensmiddelenkaarten. De SD-ers slaagden erin om tijdens deze verhoren een verband te leggen tussen de gearresteerde LO-mannen en de distributieambtenaar en ook LO-man, Hendrik Wiegers.
Daarom stuurden zij een paar mannen om Wiegers op het distributiekantoor te arresteren en naar het Schultehuis in Diever te brengen.
Zijn LO-werk bestond onder andere uit het achteroverdrukken van bonkaarten voor de onderduikers.
Op 19 oktober 1944 kwam ‘s morgens een Duitser in uniform bij Aaltje Wiegers thuis en vroeg of hij naar het toilet mocht. Vervolgens ging hij weer weg. Het vermoeden is, dat het hier om een Nederlandse SD-er ging die nieuwsgierig was naar de namen op de verjaardagskalender. Van de Linthorst Homanweg gingen de SD-ers naar het distributiekantoor aan de Brinkstraat. Hier werden Hendrik Wiegers, Jan Dondorff en Berend Sanders gearresteerd. Hun namen waren in verband gebracht met de vondst van de bonnen bij Zwanenburg. Jan Dondorff en Berend Sanders werden later die dag vrijgelaten.
Wiegers mocht na zijn arrestatie onder begeleiding nog even naar zijn eigen huis om zijn winterjas op te halen. Hij zei nog tegen zijn vrouw dat Bruulsema opgepakt was. Een tijd later kwamen ongeveer vijf mannen terug om een huiszoeking te doen. Het waren Duitsers en landwachters uit Diever. Zij vonden op de tafel een lijst met namen en adressen van familieleden, waar geboortekaartjes naar toe waren gezonden. Over deze lijst werden allerlei vragen aan Aaltje Wiegers gesteld, maar op deze lijst stonden geen namen van verzetslieden. Tijdens de huiszoeking werd niets gevonden.
Wiegers heeft tijdens de harde verhoren van de landwachters en SD-ers veel kunnen verzwijgen. Zijn collega’s zeiden later: “Oh, als die gepraat had …….”
Wobbigje Zwanenburg – v d Honing:
Wobbigje en Geesje mochten op de boerderij achter blijven. De boerderij werd onbewaakt achter gelaten. Wobbigje en Geesje gingen onmiddellijk naar de onderduikers toe en brachten hen naar de boerderij van J. Oosterveen, vijfhonderd meter achter de boerderij.
De volgende ochtend kwam de SD uit Assen. Na het controleren van het persoonsbewijs van Geesje, kreeg zij de opdracht om voor de boerderij te zorgen. Wobbigje werd gearresteerd en ook meegenomen naar Diever. Ze werd daar bij Lammert gebracht. Hij zag er verschrikkelijk uit door de zware mishandelingen. Toch spraken ze daar nog met elkaar: Lammert vroeg of de Joodse onderduikers veilig waren. Toen hij hoorde dat dit het geval was, zei hij: “Dan is het goed.”
Zij vroeg hem: “Heb je nu geen spijt van wat we gedaan hebben?” Waarop hij reageerde: “Spijt? We hebben toch niet meer dan onze plicht gedaan.”
Ook wilde hij, mocht hij niet terug komen, dat de anderen in het gezin vooral door zouden gaan op dezelfde weg en in het verzet niet zouden verflauwen. Daar hebben zij afscheid van elkaar genomen.
Sonderkommando van de SD:
Omstreeks 10.00 uur kwam het Sonderkommando van de SD uit Assen met twee auto’s in Diever bij het Schultehuis aan. In de auto’s zaten: Kari Hoffmann, Friedrich Hermann Haasz, Heinrich Adolf Cornelis Sisenop, Willy Weber, Jan Lamberts, Hendrik Cornelis Jan Lammerse, Sander van Droffelaar, Piet van Noordenne, Arie van Nieuwenhuizen en een Nederlandse SD-er. Verder was ook een detachement van de Grüne Polizei aanwezig.
Een aantal SD-ers ging naar het café van Balsma. Dit café stond naast het Schultehuis. Ook de NSB-burgemeester was daar. Zij hebben daar enige borrels met elkaar gedronken.
Friedrich Hermann Haasz:
“Eind oktober 1944 ben ik in opdracht van mijn chef Harders met Hoffmann naar Diever gereden, omdat daar leden van een verzetsbeweging gearresteerd waren. De arrestanten die verdacht werden van het behulpzaam zijn aan geallieerde piloten en het verspreiden van illegale lectuur moesten door ons verhoord worden. In Diever werden de arrestanten door Hoffmann verhoord, waarbij ook SD-ers aanwezig waren.”
De SD-ers Van Noordenne en Van Droffelaar hebben de arrestanten Lambertus Bruulsema en Lammert Zwanenburg nog eens mishandeld. Er werd verteld, dat er met een loden bal werd geslagen. Van Droffelaar zei na het verhoor tegen Lammerse: “Ik heb hem nog een goede por met de M.P. in het gezicht gegeven.” (Bijzondere rechtspraak)
Naar kamp Westerbork:
Na verhoord te zijn, werd huisarts Dinkla vrijgelaten. Wiegers en Bruulsema werden in een auto gezet. Lammert, Wietske en ds. Geertsema werden in een andere auto gezet. Ze reden weg. De SD begeleidde hen. De route ging langs de boerderij aan de Beilervaart en daarna door naar Kamp Westerbork.
Harders, SD chef in Assen, gaf aan zijn ondergeschikte Karl Hoffmann de opdracht Lammert Zwanenburg, Lambertus Bruulsema en Hendrik Wiegers te fusilleren bij Kamp Westerbork.
Hoffmann gaf vervolgens aan de Nederlandse SD’ers Sander van Droffelaar, Hendrik Cornelis Jan Lammerse en Piet van Noordenne opdracht de drie mannen te vermoorden.
Plattegrond kamp Westerbork:
Na het telefoongesprek van Hoffmann met het SD-kantoor in Assen werden ds. Geertsema en Wietske Zwanenburg bij de administratiebarak van Kamp Westerbork uit de auto gezet. Ds. Geertsema en Wietske werden daar twee uur vastgehouden. Zij werden bewaakt door onder andere Arie van Nieuwenhuizen. De andere bewakers waren in een dronkenmansstemming na een feestje van de nacht ervoor.
Standrecht: Hitler had het bevel gegeven dat het standrecht gehanteerd kon worden. Dit hield in dat personen ter plekke konden worden gedood, zonder proces. Dit gold echter niet voor geestelijken. Voor een terechtstelling van een geestelijk had de SD toestemming moeten hebben van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei te Den Haag.
Bruulsema, Wiegers en Zwanenburg werden naar de executieplaats achter het crematorium gebracht.
Hoffmann wees de drie SD-ers: Van Noordenne, Lammerse en Van Droffelaar aan om het vuurpeloton te vormen. Twee leden van de Grüne Polizei stonden vlak achter het drietal bij het fusilleren. De drie SD-ers stonden op vijf à zes meter afstand van de slachtoffers, die niet geblinddoekt waren.
Na de oorlog zijn Sander van Droffelaar en H.C.J. Lammerse hierover verhoord (Bijzonder rechtspraak). Zij probeerden tijdens deze verhoren hun aandeel aan de executie te verzachten door te ontkennen dat zij de dodelijke schoten hadden gelost. Zij gaven elkaar de schuld van het doodschieten van Bruulsema, Wiegers en Zwanenburg.
Sander van Droffelaar: “Ik heb de voorste kogel scheef in de houder gedrukt en bovendien de houder niet helemaal vastgedrukt. Dit deed ik, toen wij naar de fusilladeplaats liepen. Toen wij moesten schieten, weigerde mijn M.P. Ik trad terug en liet aan de Duitsers zien, dat mijn M..P. weigerde. Toen ik opkeek, lagen twee van de drie slachtoffers op de grond en een stond nog overeind. Ik heb daarop gezien dat één of twee mannen van de Grüne Polizei die achter ons stonden het vuur op de derde slachtoffer heeft geopend, waarop dit derde slachtoffer ook viel. Ik ben er van overtuigd, dat behalve Van Noordenne, ook Lammerse één van de twee slachtoffers heeft doodgeschoten. Ik heb niet tegen Lammerse gezegd dat hij slecht geschoten had.”
Piet van Noordenne werd gedood tijdens krijgshandelingen op het einde van de oorlog.
Lammerse wilde de schuld geven aan de al overleden Van Noordenne. Lammerse verklaarde tijdens zijn verhoor na de oorlog: “Op het bevel ‘vuur’ schoot van Noordenne, die rechts van mij stond, direct op de slachtoffers. Ook van Droffelaar en ik hebben op de arrestanten geschoten. Ik heb echter opzettelijk niet raak geschoten. Mijn kogels zijn voor de voeten van de slachtoffers in de grond geslagen. Toen wij het vuren staakten, waren twee van de slachtoffers gevallen, terwijl er nog een stond. Deze laatste werd daarop door één van de twee Polizeibeambten met de karabijn neergeschoten. Van Dam; bewaker van het kamp Westerbork, heeft de slachtoffers daarop een kopschot gegeven.”
Volgens Lammerse zouden van Droffelaar en van Noordenne op de terugweg naar Assen het volgende hebben gezegd: “Man, wil jij nu nog over de executie meepraten. Als ze door jouw kogels gedood hadden moeten worden, hadden ze er nu nog gestaan.”
Een kampgevangene schrijft in zijn dagboek op 19 oktober: “In de namiddag zijn er buiten opnieuw 3 mensen neergeschoten. Hoe een mens toch kan afstompen. De mensen vertellen het elkaar, ze schudden de hoofden, zeggen: “vreselijk” en … het is voorbij!”
Na de executie werden Wietske Zwanenburg en ds. Geertsema uit de administratiebarak gehaald en naar het Huis van Bewaring aan de Prins Hendrikstraat te Assen gebracht.
Wietske heeft nog 16 dagen vastgezeten in Assen en werd toen vrijgelaten. Zij is toen ondergedoken.
Ds. Geertsema is op 16 januari 1945 naar concentratiekamp Neuengamme getransporteerd. Hij is na de oorlog niet teruggekeerd. Waarschijnlijk is hij op het schip de Cap Arcona gezet en omgekomen toen dit schip op 3 mei 1945 gebombardeerd werd door de Royal Air Force.
Boerderij de Strank:
Commandant Gemmeker van het Kamp Westerbork gaf de opdracht om het meubilair en het vee uit de boerderij van Zwanenburg te halen. Gemmeker had hiervoor de opdracht gekregen van de Sicherheitspolizei te Assen.
Het weghalen van de meubels en het vee werd onder andere gedaan door
de SS-er Walter Frentzel-Beyme en de (beruchte) joodse chauffeur Siegfried Sommerfeld.
Een gevangen uit Kamp Westerbork schrijft op 20 oktober 1944 in zijn dagboek dat er meubels opgehaald werden door de SS en dat de kampgevangenen moeten helpen met tillen van een kast Barak 37 in. Ook moest het vee van de 3 gisteren doodgeschoten boeren naar Kamp Westerbork gedreven worden: paarden, koeien, varkens. Met als gevolg dat er op grote schaal geslacht werd. In de namiddag kon je vanuit de keuken een paar keer het gekrijs van varkens horen die neergestoken werden.
Crematorium:
Selfried Fuchs en Isidoor Fontein waren twee Joodse kampgevangenen in Kamp Westerbork. Zij waren aangesteld om de verbrandingsoven in het crematorium bij Kamp Westerbork te bedienen. Zij moesten de lichamen verassen. De opdracht om dit te doen kregen zij de ene keer van Commandant Gemmeker, de andere keer van een kampgevangene, die chef van de Technische Dienst in het kamp was.
Stiekem maakten Fuchs en Fontein na elke crematie met een krijtje een aantekening van het aantal mensen die waren verast.
Deze aantekeningen maakte zij op de linker binnenkant van de deuren van de kast in het crematorium. Van boven naar beneden zetten zij het aantal van elke groep die was gefusilleerd. In de kastdeur stond een lijst met getallen: 4, 12, 17, 3, 9, 7.
Na de oorlog zijn zij als getuigen gehoord in een politieonderzoek. Zij konden zich de aantallen nog goed herinneren.
Zij hadden ook stiekem de as bij elkaar gedaan in een soort urn en op verschillende plekken rond het crematorium begraven.
Voor de politie (Schoenmaker) maakten zij ook een kaartje van de plek, waar zij de asurnen van de verschillende fusillades in het geheim hebben begraven.
Fuchs vertelde dat zij de begraafplaatsen van de urnen met kleine “terpen” gemarkeerd hadden.
De stoffelijke resten van Bruulsema, Wiegers, Zwanenburg werden iets ten oosten van het crematorium, op ongeveer 3 meter afstand van dit gebouw, onder de grond gestopt.
De daders:
- Geert H. Sanner: was bouwvakker, winkelbediende en betonvlechter in Dordrecht. Hij was frontsoldaat bij de Waffen –SS en Landwachtcommandant. Eind april 1945 dook hij onder in Den Haag. In het voorjaar van 1946 werd hij aangehouden na het plegen van een inbraak en werd hij vastgezet in de gevangenis in Veenhuizen. Daar werd hij herkend als de leider van de Bloedploeg van Norg. Hij werd berecht en kreeg de doodstraf.
Sanner werd op 1 mei 1947 om 05.00 uur te Groningen geëxecuteerd.
Dordrechts Nieuwsblad donderdag 1 mei 1947: “De minister van Justitie maakt bekend, dat H.M. de Koningin afwijzend heeft beschikt op het gratieverzoek van G.H. Sanner, tot de doodstraf veroordeeld bij sententie van het Bijzondere Gerechtshof te Leeuwarden. … Het doodvonnis tegen G.H. Sanner … is hedenmorgen voltrokken.”
Nederlandse SD’ers:
- Piet van Noordenne: gedood tijdens krijgshandelingen op het einde van de oorlog.
- Hendrik C. Lammerse: kreeg vanwege zijn jonge leeftijd een levenslange gevangenisstraf, die in 1952 omgezet werd in een gevangenisstraf van twintig jaar. Hij zal omstreeks 1956-1957 vrij gekomen zijn.
- Sander van Droffelaar: in 1948 ter dood veroordeeld, het vonnis werd op 16-11-1949 voltrokken.
- Karl Hoffmann: kreeg een levenslange gevangenisstraf, die in 1951 omgezet werd in een gevangenisstraf van twintig jaar. Op 22 juli 1957 werd hij in vrijheid gesteld; hij vertrok naar West-Duitsland.
- Hans Ernst Harders: werd door de rechtbank niet schuldig geacht aan het feit dat hij in Drenthe opdracht zou hebben gegeven tot het fusilleren van negen personen bij Durchgangslager Westerbork. Niet Harders, maar de ‘Befehlshaber der Sicherheitspolizei’ zou hiertoe opdracht hebben gegeven. De opdracht tot het doden van Bruulsema, Pronk, Wiegers en Zwanenburg werd in de strafzaak tegen Harders niet meegenomen. De officier eiste tegen hem twintig jaar gevangenisstraf met aftrek. Op 13 januari 1950 werd hij tot een gevangenisstraf van zeven jaar veroordeeld met aftrek van voorarrest. Op 6 februari 1951 werd hij in vrijheid gesteld waarna hij naar West-Duitsland vertrok.
- Albert K. Gemmeker werd in 1949 tot een gevangenisstraf van tien jaar veroordeeld. Op 20 april 1951 werd hij in vrijheid gesteld en vertrok hij naar West-Duitsland. (bron: Tijdschrift Historische Vereniging Gemeente Beilen mei 2015)
Bronnen:
- Andere tijden 17-03-2013: De wreedheid van Bloedploeg Norg
- Dagboek van Bial: gevangene uit Kamp Westerbork
- Gemeente Beilen 1940-1945; G.J. Dijkstra, W. Bazuin-Brinkman, T.L. Kroes en H.J. Vos
- Hoogeveen 40-45 Uitgave: Historische Kring Hoogeveen – 1999; Lammert Huizing
- Interview Wietske Zwanenburg jaren ‘90
- Politierapport betreffende het onderzoek naar de executies van Nederlanders in het Kamp Westerbork d.d. 1945
- Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie
- Tijdschrift Historische Vereniging Gemeente Beilen: mei 2015; G.J. Dijkstra