Toespraak kleindochter Yntze Zwanenburg 12-04-16

Toespraak: 12 april 2016 bij de boekpresentatie van het boek: Geesje Bleeker van de schrijven: G.J. Dijkstra e.a.

Door de kleindochter van Yntze Zwanenburg

 

Bijna 76 jaar geleden woonden op deze boerderij Lammert, Wobbigje, Yntze en Wietske Zwanenburg. Zij hadden een boerenbedrijf met 30 melkkoeien. ‘s Winters stonden de koeien in deze stal. ’s Ochtends vroeg moesten die gemolken worden. Zo ook op zondag 10 mei 1940. Lammert, Wietske en Yntze waren de koeien aan het melken. Yntze zou belijdenis gaan doen in de ochtenddienst die dag, maar er waren allemaal Duitse troepen op straat. Het was een dag van afwachten, je bleef maar thuis. Tijdens het melken die ochtend zei Lammert tegen zijn kinderen: ”Kinderen, kinderen, als deze bezitting lang duurt, wat krijgen we dan een moeilijke tijd en wat zal er dan met de Joden veel narigheid gebeuren.”

Ik ben over de oorlogsjaren meer gaan lezen en het is mij daarbij opgevallen dat het gezin Zwanenburg alles deed wat ze maar konden om de nazi’s tegen te werken en om mensen op te vangen en anderen in het verzet te helpen.

Ik ga u een paar voorbeelden noemen:

Voor deze boerderij lag in die tijd een brug die open gedraaid kon worden. Dan was deze boerderij onbereikbaar geworden van de weg aan de overkant. Wanneer de Nazi’s eraan kwamen, draaide Lammert de brug open. Op een dag kwamen de Nazi’s  weer eens verplicht vee vorderen. Maar nu kwamen ze over een andere brug. Alle koeien werden bij elkaar gedreven. En op het moment dat ze bij elkaar waren, liet Lammert zijn stier los. Op dat moment spoten alle koeien alle kanten uit.

Andere keren als de controleurs kwamen en hun komst was ingeseind, haalde Lammert de blikjes uit de oren van die koeien die hij beslist niet kwijt wilde. U moet namelijk weten dat niet-geregistreerd vee niet werd meegenomen.

In juni 1943 had Lammert problemen met het bureau van Landstand. Hij hield zich niet aan de scheurplicht. De scheurplicht hield in dat je op last van de Nazi’s grasland moest omploegen voor de teelt van bijvoorbeeld koolzaad. Maar volgens Lammert was zijn land ongeschikt voor koolzaad.  Toen hij toch moest meewerken, vroeg hij om een kipploeg. Hij wist namelijk dat zulke ploegen schaars waren. Een controleur ontdekte echter een ploeg, een andere ploeg op het land van Lammert. Een buurman redde hem door te zeggen dat die ploeg van hem was en niét van Lammert. Lammert wilde deze ploeg sowieso niet gebruiken, omdat die niet geschikt zou zijn. Hij moest namelijk zeven bunder ploegen.

Door een rechtbank kreeg Lammert hiervoor een geldstraf van f. 700,-.

Ik ga hier even wat dieper opin, want het illustreert zo mooi de principiële houding van mijn overgrootvader; Lammert Zwanenburg.

Lammert ging in hoger beroep. Hij stelde dat hij geen geschikt materiaal had om aan de eis van het scheuren van weiland te voldoen. Hij werd in het gelijk gesteld. Hier was de plaatselijke bureauhouder niet blij mee en die ging met een aantal NSB-boeren in hoger beroep. Maar dit beroep werd verworpen.

Inmiddels had ook de productiecommissaris uit Assen zich met de zaak bemoeid. Hij kwam in eigen persoon naar de boerderij en wees een stuk land aan. Ondanks de opdracht het te scheuren bleef Lammert weigeren. Wanneer mensen hem ernaar vroegen, citeerde hij maar al te graag de Engelse premier Winston Churchill: “Give me the tools and I’ll do the job”.  De productiecommissaris gaf tenslotte twee werklieden opdracht het weiland te scheuren. Er werd precies een hectare gescheurd. De rekening van het scheuren werd naar Lammert opgestuurd, maar hij weigerde deze te betalen. “Zie het geld maar te halen bij je opdrachtgever”, was zijn antwoord.

Weer volgde er een uitvoerige correspondentie. Lammert had daarbij nog een motief om de nota niet te betalen. Volgens de voorschriften van de Nazi’s had het land 20 centimeter diep gescheurd moeten worden. En het was maar 10 centimeter diep gescheurd.

Bovendien schreef Lammert nu aan de productiecommissaris, dat hij het land niet meer als zijn eigendom beschouwde. De productiecommissaris moest er verder zelf maar voor zorgen. Daarop werden er aardappelen gepoot in opdracht van de productiecommissaris. en weer kreeg Lammert de rekening voor gemaakte kosten gepresenteerd. Hij weigerde opnieuw te betalen. Het land was hem wederrechtelijk ontvreemd. Hij voelde zich er niet langer verantwoordelijk voor. Lammert heeft het perceel later omheind. Aan het rooien van de aardappelen is men nooit toegekomen.

 

Deze en andere verhalen over de familie Zwanenburg staan geschreven in de boeken: Gemeente Beilen 1940 – 1945.

De familie Zwanenburg heeft ook onderdak geboden aan onderduikers. Een van de onderduikers zegt later: “Deze boerderij was een brandpunt  van het verzet”. In 1942 kwamen de eerste onderduikers. Ze sliepen onder de vloer van de woonkamer, waar in de kruipruimte een soort ruimte voor hen was gemaakt. Er was vervolgens een tussenmuur. Een aantal losgestapelde stenen kon weggenomen worden. Daardoor ontstond een gat. Daarachter zat de schuilplaats. Onder een opklapbed was een luik gemaakt waardoor je in die ruimte onder de vloer kwam.

Er was een vaste groep van onderduikers en er zijn er ook velen geweest die een korte tijd bleven en door gingen naar andere adressen. Ook werden piloten opgevangen uit vliegtuigen die neergeschoten waren door de Nazi’s en via anderen werden zij weer op de “pilotenlijn” gezet. Dat was een weg om terug naar Engeland te kunnen komen. Op de boerderij was altijd nog wel plek voor iemand wanneer dit nodig was. Op geen enkele vraag werd “nee” gezegd.

Ook verspreidden ze de krant Trouw en bonkaarten. Er werden vergaderingen voor de LO en KP gehouden.

Ook Geesje Bleeker heeft enige tijd als gevangene van het verzet bij hen op de boerderij gezeten.

 

Ik ben mij het afgelopen jaar aan het verdiepen geweest in de verhalen over mijn groot- en overgrootouders.  En nu vraag ik me met ontzag af waarom zij zoveel in het verzet hebben gedaan. Waar kwam deze drang vandaan. En steeds lees ik hoezeer hun geloof hier een rol in heeft gespeeld:

Uit  verklaringen van onderduikers blijkt dat zij zeiden dat het hun christenplicht was. Maar wat is dan “je christenplicht”? Misschien is dat geweest wat het grote gebod wordt genoemd? “Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. En daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.”

 

Zij zagen al snel dat wat de Nazi’s deden slecht was. Ik kan me voorstellen dat ze hebben gedacht: Zo ga je niet met mensen om! Daar hebben zij zich met alles wat ze konden en hadden tegen verzet en geprobeerd zoveel mogelijk mensen te helpen. Gelukkig hebben ze veel mensen kunnen helpen.

 

In de nacht van 18 op 19 oktober 1944 is er een inval op deze boerderij geweest, uitgevoerd door landwachters. Lammert en Wietske zijn meegenomen. Lammert is zwaar mishandeld door die landwachters. Wietske moest met een revolver op de borst gericht, dit aanzien.

In de vroege ochtend hebben ze Wobbigje nog bij Lammert gebracht. Zij vroeg hem: “Heb je nu geen spijt van wat we gedaan hebben?” Daarop reageerde hij: “Spijt? We hebben toch niet meer dan onze plicht gedaan.”

Hij vroeg nog aan zijn vrouw: “Hoe is het met de onderduikers?”  Wobbigje zei dat ze in veiligheid waren gebracht. Hierop zei Lammert: “Dan is het goed”. Ook wilde hij, mocht hij niet terug komen, dat de anderen in het gezin vooral door zouden gaan op dezelfde weg en in het verzet niet zouden verflauwen. Wobbigje heeft daar die morgen afscheid genomen van Lammert in de hoop elkaar weer terug te zien na de oorlog.

Op 19 oktober 1944 werd Lammert Zwanenburg zonder enige vorm van proces gefusilleerd bij kamp Westerbork. Achter het crematorium. Samen met de 43-jarige Lambertus Bruulsema en de 22-jarige Hendrik Wiegers. Hun lichamen werden verast in het crematorium. De as werd door twee gevangenen uit het kamp begraven.

Mijn oma Hermina Bazuin was in die tijd al verloofd met Yntze. Op 18 oktober 1944 was Yntze niet thuis, hier op de Strank, maar hij was bezig de verdedigingswerken bij Dieverbrug in kaart te brengen. Daarom bleef hij bij zijn toekomstige schoonouders, die in Eemster woonden.  In die nacht (van 18 op 19 oktober 1944) is de inval op de boerderij hier geweest, waarbij dus Wietske en Lammert meegenomen zijn door de landwachters naar Diever.

Maar de landwachters waren op zoek waren naar Yntze, mijn opa. Maar omdat hij niet thuis was die nacht is hij niet meegenomen door de landwachters. Ze zochten hem.  Als hij dus wél op deze boerderij was geweest… had ik hier dan gestaan vandaag?

Vanaf die nacht moesten Yntze en Hermina  onderduiken.

Toen ik 12 jaar was, heb ik één keer met mijn oma over de oorlog gesproken. Toen ik haar vroeg of ze nog vaak aan de oorlog dacht, zei ze: “Altijd! Altijd. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan de oorlog denk.”

En vervolgens zei ze: “En het is te hopen dat dit nooit weer zo gebeurt. Het was een vreselijke tijd. Onzeker. En je wist niet hoelang het nog zou duren.”

 

Mijn oma zei wel eens tegen mij dat het zo belangrijk is om psalmen uit je hoofd te kennen, voor de tijden dat je het zwaar hebt. Toen zij overleed heb ik haar liedboek gekregen. Bij één psalm stond iets geschreven. “Bemoediging.” “Onderduiken 1945.”

Dat waren háár woorden bij Psalm 46. Die psalm wil ik u graag voorlezen:

God is een toevlucht t’ allen tijde,
die ons uit nacht en dood bevrijdde.
Al zou de aarde ondergaan,
wij zien het zonder vrezen aan.
Al staat geen berg meer vast, al dreigen
de zeeën overhand te krijgen,
laat schuimend al hun golven slaan,
wij zien het zonder vrezen aan.
Ik wil vandaag graag herhalen wat mijn oma over de oorlogstijd tegen mij zei: “Het is te hopen dat dit nooit weer zo gebeurt.”

Tja, gebeurt het niet weer?? Worden er geen mensen meer onderdrukt, gediscrimineerd om hun ras, geloof, geaardheid? Vervolgd, weggestuurd, vermoord? En wat doen wij? Wat kunnen wij doen?

Misschien kunnen Lammert, Wobbigje, Yntze en Wietske ook vandaag  een voorbeeld voor ons zijn.  Misschien moeten wij ook opstaan en zeggen: Zo ga je niet met mensen om!